Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3818

Datum uitspraak2002-04-24
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00630
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 01/00630 24 april 2002 CJIB 39265948 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Amsterdam van 23 juli 2001betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene) wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2.Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij brief gedateerd 3 januari 2001, het hof leest 3 januari 2002, heeft de advocaat-generaal het hof bericht, dat is besloten om de inleidende beschikking van 1 februari 2001, waarbij aan de betrokkene een administratieve sanctie is opgelegd, in te trekken en dat de betrokkene hiervan in kennis is gesteld. Bij brief van 4 januari 2002 heeft het hof de betrokkene verzocht aan het hof mede te delen of het hoger beroep wordt gehandhaafd. Bij brief van 8 januari 2002, bij het hof ingekomen op 10 januari 2002, heeft de betrokkene verzocht om een kostenvergoeding. De betrokkene heeft zich in deze brief niet uitgelaten over de handhaving dan wel intrekking van het hoger beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld op het verzoek om een kostenvergoeding te reageren. Bij brief van 14 januari 2002 is van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Bij brief, bij het hof ingekomen op 1 februari 2002, heeft de betrokkene hierop gereageerd. 3. Beoordeling 3.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 (oud) WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan ƒ 150,--, of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt ƒ 140,--. Op grond van het bovenstaande dient de betrokkene niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep. 3.2. Ten overvloede overweegt het hof, dat het hof de zaak voor zover deze het verzoek om een kostenvergoeding betreft ter verdere afdoening zal zenden aan de sector kanton van de rechtbank te Amsterdam. 4. De beslissing Het gerechtshof: verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door mr. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. Bennen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.